De beroemde goldrush aan het eind van de 19e eeuw naar het district Klondike in Alaska heeft diverse gestaalde en getalenteerde karakters aan het licht gebracht. Zo is de reputatie van de Amerikaanse schrijver van avonturenromans en dierenverhalen Jack London (1876-1916) onlosmakelijk verbonden met die periode. Hetzelfde geldt voor het lot van de Siberische Husky. Als men geen goud had gevonden in Alaska, zouden we waarschijnlijk nooit van deze hond hebben gehoord. Maar daarover later meer.
De term husky, ofwel ‘hees’, was van toepassing op alle sleehonden die door de Indianen en de Eskimo’s werden gebruikt.
Het ras Siberische Husky dat deel uitmaakt van die groep sleehonden, is afkomstig van het uiterste noordoosten van Azië, om precies te zijn van het schiereiland Tsjoektsjen. Het daar levende Eskimovolk, de Tsjoektsjen of Chukchee, was van elk contact met de westerse beschaving verstoken. Er is maar weinig bekend over dit volk en over de manier waarop het honden fokte. Wat men wel heeft weten te achterhalen is dat de Tsjoektsjen de honden opnamen in de familiekring en dat ze een echte selectie toepasten.
Deze Eskimo’s doodden namelijk de meeste teefjes vlak na de geboorte, en behielden de robuustste exemplaren. De reuen werden gecastreerd, met uitzondering van de exemplaren die voor de fokkerij waren uitgekozen. Het betrof dan natuurlijk de dapperste reuen. Door dit gebruik en door de uiterst strenge klimatologische omstandigheden en het isolement van de Eskimo’s, kon er een zeer getypeerde en zuivere hondenpopulatie ontstaan. Het vinden van goud in Alaska zou de Siberische Husky uit zijn isolement halen.
Goldrush haalt Husky uit isolement
In juli 1896 ontdekte men bij de samenloop van twee rivieren in het district Klondike enorme klompen goud. Het gevolg hiervan was dat er een onverwachte toevloed van emigranten vanuit heel Amerika naar Alaska ontstond.
De goudzoekers ontdekten al snel dat het niet zo simpel was om te overleven in de kou, het donker en de stilte van het hoge Noorden. Omdat ze in het begin geen enkel contact met de Indianen en Eskimo’s hadden, en dus ook de inheemse honden niet kenden, moesten ze ergens anders hulp zoeken voor bijvoorbeeld het vervoer van hun vrachten.
Iedereen die sterk genoeg leek en blijkbaar tegen het klimaat was opgewassen, werd ingeschakeld. Dat betekende onder andere dat de sleden met gereedschap, voedsel en ijzeren kachels door allerlei soorten honden werden getrokken. Voor dat zware karwei werden vooral Collies, herdershonden en Setters gebruikt, maar de verstandigste kozen voor honden van het type Sint-bernard of Newfoundlander.
Een enkeling wist de hand te leggen op inheemse honden en die lieten zien superieur te zijn als het op sleden trekken aankwam. Het was echter niet zo eenvoudig om aan deze honden te komen, omdat de plaatselijke bevolking ze zelf veel te hard nodig had. Bovendien bleek het bijzonder lastig om ze de baas te worden. Dat de lokale sleehonden zich langzaam maar zeker toch een vaste plaats wisten te verwerven en uiteindelijk algemeen werden erkend door de pioniers, was waarschijnlijk te danken aan de pelsjagers.
De mushers
Al lange tijd voordat de goldrush plaatsvond in Alaska, hadden zich daar pelsjagers gevestigd. Ze werden ook wel ‘musher’ genoemd, een term die is afgeleid van het commando ‘marche’ dat de Frans-Canadese pelsjagers aan hun spannen gaven. Voor Engelstaligen is dat ‘mush’ geworden vanwege de klank.
In de tijd van deze mushers verspreidden de robuuste honden van de Mahlemuts, een Eskimostam in Alaska, zich. Omdat die honden in staat waren om de zwaarste vrachten over de grootste afstanden te trekken, werden ze al gauw beroemd.
Ze kwamen ook in handen van de kolonisten en die werden door de aanleg van de Malamutes (zoals de honden genoemd werden) op het idee gebracht om ze te kruisen met Sint-bernards. Uit deze kruisingen kwam de Blossom voort, een nog altijd beroemde soort. Later streefde men meer naar kracht dan naar snelheid, en daarom werd de Malamute ingekruist met westerse honden die lichter waren, zoals Setters of herdershonden.
Maar terug naar de mushers. In navolging van de Indianen en Eskimo’s vatten zij het plan op om de prestaties van hun spannen met elkaar te vergelijken. Daartoe organiseerden ze wedstrijden tussen de dorpen onderling, evenementen waarop ook stevig werd gewed. Dat deze competities zich als snel uitbreidden, laat zich eenvoudig verklaren.
Volgens een Alaskaans gezegde kent het hoge Noorden vier seizoenen: juni, juli, augustus en de winter. Daarmee wil men aangeven dat alle activiteiten zich op de drie zomermaanden concentreren en dat iedereen zich gedurende de rest van het jaar van de buitenwereld afsluit. De dan voor de hand liggende verveling was wellicht de bakermat van het succes van de sleewedstrijden.
Nome Kennel Club
Het is niet zo vreemd dat de populariteit van de sleewedstrijden leidde tot de oprichting van de Nome Kennel Club in 1907. Initiatiefnemers daartoe waren de musher Allan Scott en de advocaat Albert Fink, die de wedstrijden een serieuze grondslag wilden geven en er een telkens terugkerend evenement van wilden maken.
De naam Nome verwijst naar een gehucht aan de kust van het schiereiland Seward, in het uiterste noordwesten van Alaska. Deze uithoek heeft zijn bestaan alleen te danken aan de ontdekking van klompen goud op het strand. Men dacht er aanvankelijk zelfs niet aan om dit gehucht aan het einde van de wereld een naam te geven, en juist omdat het geen naam had (no name) werd het Nome genoemd.
Nome werd het centrum van de sleewedstrijden. In 1908 zette de Nome Kennel Club de All Alaska Sweepstakes op touw, een wedstrijd over een lengte van 650 km. Daardoor kregen het zoeken naar de beste honden en de selectie van de best presterende spannen een nieuwe dimensie, en kwam ook de Siberische Husky in beeld.
De Siberische Husky
De Husky leefde weliswaar in Siberië, maar in feite is dat helemaal niet zo ver van Alaska verwijderd. De Beringstraat die Alaska van Siberië scheidt, is niet meer dan 100 km breed. Bovendien had Alaska banden met het Aziatische continent, al was het alleen maar omdat er een grote Russische kolonie in Alaska woonde. Deze had zich daar al voor 1867 gevestigd, het jaar waarin tsaar Alexander II Alaska voor zeven miljoen dollar verkocht aan de Verenigde Staten.
Toen de sleewedstrijden zich steeds verder uitbreidden, kwam een bonthandelaar van Russische komaf, William Goosak, als eerste op het idee om een paar Husky’s uit Siberië te gaan halen. Het was zijn bedoeling om deze honden in te zetten in de All Alaska Sweepstakes. Eerst stond men wat sceptisch tegenover deze sleehonden, omdat ze kleiner waren dan de andere. Het duurde echter niet lang of men nam ze serieus, want het span Siberische Husky’s eindigde als derde.
Een en ander had tot gevolg dat een welgestelde Schot maar liefst 60 Husky’s bij de Tsjoektsjen aan de rivier de Anadyr vandaan haalde. Hij vertrouwde een span toe aan John Johnson, die in 1910 van zich deed spreken door overtuigend het wedstrijdrecord te breken. Johnson, die ook wel ‘iron man’ ofwel ‘de ijzeren man’ werd genoemd, herhaalde zijn prestatie in 1914.
Daarna was het de beurt aan Leonhard Seppala om de wedstrijd drie jaar achter elkaar te winnen. Deze Noor was zonder enige twijfel de grootste musher aller tijden en met hem brak de roemrijkste periode uit de geschiedenis van de Siberische Husky aan. Het bestand van het ras werd gevormd door de zeer waardevolle import van Husky’s uit Siberië. De laatste keer dat er in die periode honden werden ingevoerd, was in 1930 en kwam op naam van Olaf Swenson.
De Siberische Husky bekend in Amerika
In 1925 zorgde een dramatische gebeurtenis ervoor dat de reputatie van de Siberische Husky heel Amerika bereikte. In januari van dat jaar werd Nome namelijk het slachtoffer van een difterie-epidemie. De enige arts van het toen slechts 1450 inwoners tellende plaatsje beschikte over niet meer dan enkele doses difterie anatoxine en die lagen daar bovendien al vijf jaar.
Er was dus dringend hulp van buitenaf nodig. Vanuit Anchorage zond men snel het nodige serum toe via de nieuwe spoorlijn (van Anchorage naar Fairbanks) tot aan Nenana. Nenana bevond zich echter nog altijd op meer dan 1000 km afstand van Nome. Door de in die tijd van het jaar gebruikelijke weersomstandigheden konden de oude vliegtuigjes waarover men beschikte niet opstijgen, dus resteerde er niets anders dan transport per slee.
Om het kostbare geneesmiddel op de plaats van bestemming te krijgen, wisselden 19 spannen Husky’s elkaar af. Ze werden tegemoet gereden door de uit Nome vertrokken Leonhard Seppala, en die werd op zijn beurt afgelost door Gunnar Kasson. Uiteindelijk wist de leider van diens span, de hond Balto Nome te bereiken, en dat midden in een sneeuwstorm, in de vrieskou en in bijna volledige duisternis. Deze ‘wedstrijd tegen de dood’ had al met al 127 uur geduurd, dus zo’n vijf en halve dag.
Het nieuws van de heldendaad werd al spoedig in heel Amerika bekend. Men richtte in het Central Park van New York zelfs een standbeeld op voor Balto. De bewondering en belangstelling voor Siberische Husky’s waren zo groot dat Seppala met zijn honden op rondreis ging door de Verenigde Staten.
Uit de honden waarvan hij tijdens die tournee afstand deed, is een deel van de Amerikaanse populatie van het ras voortgekomen. De Siberische Husky werd in 1930 als ras erkend door de American Kennel Club.
Dat behalve de sleehonden ook de sleesport aan populariteit won, blijkt wel uit het feit dat er in 1932 sleewedstrijden als demonstratiesport werden toegestaan op de Olympische Winterspelen van Lake Placid.
De in 1938 opgerichte Siberian Husky Club of America stelde de eerste officiële standaard op, hoewel een eerste aanzet daartoe al in 1932 was verschenen.
In 1939 liet ook de Canadian Kennel Club het ras toe. Alles verliep dus voorspoedig, behalve in Alaska zelf. Het leven in Alaska ging er vanaf de jaren 20 anders uitzien. Het tijdperk van de kleine goudzoekers was bijna ten einde en werd opgevolgd door het industriële tijdperk. Dat had ook gevolgen voor het vervoer. Behalve van de trein ging men steeds meer gebruik maken van het vliegtuig. Tegenwoordig heeft één op de 30 inwoners van Alaska een vliegbrevet en bezit één op de 50 een privévliegtuig.
Verder jaagde een eerste economische recessie in 1923 de laatste avonturiers op de vlucht. Dat was een voorproefje van de grote wereldrecessie die vooral in Alaska hard aankwam. Het transport per slee nam dus af, en daarmee het gebruik van sleehonden, hoewel er zo hier en daar nog uitzonderingen waren. Zo zou de beroemde Hudson Bay Company tot 1963 nog sleden inzetten bij de bezorging van de post, terwijl de Canadese politie tot 1969 de honden zou blijven gebruiken. De Indianen en Eskimo’s in Alaska maken echter nog steeds gebruik van sleden en houden nog altijd wedstrijden tussen de dorpen.
De « Fur Rendez-vous »
Na een periode van verwaarlozing van de sleesport, vond er in 1946 een opleving plaats, toen de ‘Fur Rendez-vous’ van Anchorage werd ingesteld. Maar er waren duidelijk veranderingen aangebracht in de sport.
Het ging nu niet meer om de beroemde wedstrijden uit het heldentijdperk, maar eerder om snelheidswedstrijden over afstanden van enkele tientallen kilometers per dag. Als gevolg daarvan veranderden ook de honden.
Indiaanse mushers, zoals de beroemde George Attla, gebruikten nog altijd Husky’s, maar anderen merkten al spoedig dat ze veel snellere honden konden krijgen door de Siberische honden te kruisen met jachthonden en zelfs met Windhonden. Zulke kruisingen vonden op een gegeven moment zo vaak plaats dat veel ‘Alaskaanse Husky’s’ geen noordelijke honden meer konden worden genoemd.
Het duurde tot de jaren 70 voordat men zich realiseerde dat de honden door de kruisingen wel sneller werden, maar dat dit ten koste ging van hun robuustheid en uithoudingsvermogen. De Husky’s van Alaska werden pas weer echte poolhonden toen in 1973 de Iditarod werd ingevoerd, een wedstrijd over een afstand van 1800 km die in 11 dagen (met één dag rust) moet worden afgelegd.
Uiteraard had de Siberische Husky ondertussen wel zijn homogeniteit verloren. Hij was eigenlijk een van de Husky’s geworden die van Indiaanse, eskimo en westerse honden afstamden. De Siberische Husky is echter niet helemaal uit Alaska verdwenen, want zijn bloed stroomt nog steeds door de aderen van vele Alaskaanse Husky’s. Hij is ook nog steeds in staat om als zuiver ras te concurreren, zoals de fokker en musher Earl Norris wel heeft bewezen.
De Husky in Europa
De voortschrijdende ontwikkeling van de sleesport en de daarmee samenhangende selectie van wedstrijdhonden zijn pas recentelijk in Europa tot uiting gekomen. De eerste aanzet daartoe werd gegeven door liefhebbers die in Alaska en de Verenigde Staten naar wedstrijden gingen kijken en vervolgens zeer goed presterende Husky’s mee naar Europa namen.
Toch was de Siberische Husky al tijdens de Eerste Wereldoorlog te zien in Frankrijk. Het bleek destijds onmogelijk om bepaalde strategische posities in de Vogezen met munitie en voedsel te bevoorraden via paarden, muildieren of mensen. Men lag immers onder intensief geweervuur. Zo ontstond het idee om daar honden voor te gebruiken.
Onder de ongeveer 400 honden die men voor dit doel uit Nome en Canada liet komen, bevonden zich zo’n 100 Siberische Husky’s. Ze werden getraind door de beroemde musher Scotty Allan. De rest van Europa maakte pas in de jaren 50 kennis met het ras, eerst in Zwitserland en Noorwegen, en later de andere Scandinavische landen, Duitsland, België en Nederland.
De Siberische Husky werd in 1966 door de Fédération Cynologique Internationale erkend. Sindsdien heeft deze hond enorm veel succes geboekt, uiteraard vanwege zijn voorkomen, maar zeer zeker ook door zijn sportieve kwaliteiten.
Het staat vast dat het wolfachtige uiterlijk van de Siberische Husky de aandacht heeft getrokken. Vervormden zijn blauwe ogen natuurlijk een aantrekkelijk aspect.
Omdat er bovendien veel aandacht aan het ras werd besteed door de geschreven pers en de nodige filmsterren, kwamen er elk jaar meer bewonderaars van de Husky bij. Iedereen wilde graag zo’n bijzondere hond hebben.
Men had al snel door dat het vrij ongewone uiterlijk van de Husky overeenkwam met zijn al even ongewone karakter. En omdat het trekken van sleden zijn specialiteit bleek, kwam men natuurlijk ook op het idee om wedstrijden te houden.
De Siberische Husky wordt vaak beklaagd omdat hij een gezelschapshond is geworden, maar dat is niet altijd nodig. Veel eigenaars beseffen dat deze hond een bijzonder karakter heeft. Ze gebruiken en trainen hem nog steeds als sleehond en zetten hem bij gebrek aan sneeuw voor de trekkar in plaats van voor de slee.
Linken
Wilt u meer weten over de Husky? Lees onze andere artikelen op: Siberische Husky
Lees reviews van Husky eigenaars op deze link.