Botproblemen bij honden oplossen, dat gaat makkelijk met Silicium voor honden. Lees meer over dit natuurproduct.

Silicium: oplossing voor botproblemen bij honden

Slijtage van de gewrichten wordt veroorzaakt door een degeneratie van het gewrichtskraakbeen. Het evenwicht tussen de opbouw en afbraak van het kraakbeen is verstoord. Dat is een gevolg van een combinatie van een beschadiging van de gewrichten en normale slijtage. Soms is de kraakbeenslijtage zo sterk dat ook het bot wordt aangetast. Hoe ouder een mens of dier wordt, hoe groter de kans is op slijtage van de gewrichten. De elasticiteit van het kraakbeen is van wezenlijk belang, want het beschermt de botten tegen de lichte schokjes die telkens door uw bewegingen worden veroorzaakt en het vergemakkelijkt de bewegingen van het ene bot (uiteinde) over het andere. Het ontstaan van artrose kan worden toegeschreven aan veroudering, een terugkerend letsel en voeding.

Om kraakbeen voortdurend te vernieuwen is één element van wezenlijk belang: silicium. Hoe ouder de mens en/of dier wordt, hoe moeilijker het wordt om silicium in het lichaam op te nemen en wat daar nog bijkomt, is dat in de moderne voeding weinig opneembaar silicium aanwezig is. Silicium is van wezenlijk belang voor het aanmaken van collageenvezels die mede het kraakbeen vormen. Een tekort aan silicium betekent dus ook een tekort aan collageen en dat is nu juist de lijmstof die de moleculen van ons kraakbeen bijeen moet houden.

De opbouw van meer bindweefsel (meer collageen) heeft ten gevolge dat banden, kapsels en pezen sterker worden, alsmede ook het bot sterker wordt (grotere botdichtheid). Bovendien is bindweefselproteïne essentieel voor de flexibiliteit van het bot.

Het mineraal Silicium

Silicium (chemisch symbool: Si; Engelse term: silicon) is na zuurstof het voorkomendste element op aarde. De aardkorst bestaat voor 27,7% uit silicium. Dit is aanzienlijk meer dan koolstof dat slechts voor 0,0018% deel uitmaakt van de aardkorst. De meest voorkomende siliciumverbinding is SiO2 (siliciumdioxide ofwel kiezelzuur). De zouten van kiezelzuur zijn silicaten. Silicaten hydrolyseren in een waterige omgeving tot oligomere vormen van kiezelzuur.

Alleen de klein moleculaire vormen van kiezelzuur zijn biologisch opneembaar. Dit geldt voor plant, mens en dier. Vooral het mono-, di- en tri siliciumzuur is biologisch goed opneembaar. In het vervolg van dit informatieve stuk over silicium wordt met silicium de combinatie van mono-, di- en tri siliciumzuur bedoeld.

Plankton als voorbeeld

Een overtuigend voorbeeld van het belang van silicium voor het plantenrijk vormt het plankton. Zo is 40% van het fytoplankton van het oligomeer siliciumzuur afhankelijk. De ééncelligen hebben een actieve siliciumstofwisseling nodig om in leven te blijven. En zonder silicium zou een groot deel van het fytoplankton verloren gaan, waarbij de volledige voedselketen in de oceaan verloren gaat.

Ook is het fytoplankton verantwoordelijk voor 40% van de zuurstofproductie op aarde, zodat de conclusie moet luiden dat zonder silicium sowieso geen leven op aarde mogelijk is.

Silicium en het lichaam

De eerste tekenen van een tekort aan silicium zijn meestal te vinden in de huid, haar (lees vacht bij paarden) en nagels (lees hoeven bij paarden). De huid en het haar verliezen hun kracht en elasticiteit en nagels worden kruimelig en breekbaar. Deze symptomen komen vaak voor bij ouderen, omdat de siliciumconcentratie in het bloed afneemt naarmate de jaren toenemen.
De suppletie van siliciumhoudende voeding doet dit effect teniet en haar huid en nagels zullen zichtbaar verbeteren.

Een meer ernstig verschijnsel dat ook met name het gevolg is van een silicium deficiëntie en dat tevens gepaard gaat met het ouder worden is artrose.

Artrose en gewrichten

Slijtage van de gewrichten wordt veroorzaakt door een degeneratie van het gewrichtskraakbeen. Het evenwicht tussen de opbouw en afbraak van het kraakbeen is verstoord.

Dat is een gevolg van een combinatie van beschadiging van de gewrichten en normale slijtage. Soms is de kraakbeenslijtage zo sterk dat ook het bot wordt aangetast. Hoe ouder een mens of dier wordt, hoe groter de kans is op slijtage van de gewrichten.

Stram en stijf

Oudere mensen en dieren zijn vaak stram en stijf in de gewrichten, vooral bij het opstaan. Een van de oorzaken is dat het zachte kraakbeen dat zich aan het uiteinde van een bot bevindt, aangetast is.

Kraakbeen is het zachte elastische laagje in de gewrichten dat men aantreft bij bijvoorbeeld het eten van kip. Het is een rubberachtige, enigszins doorschijnende substantie.

Het lichaam is steeds in beweging. Het bewegingsapparaat en dus de gewrichtsfunctie bepaalt voor een belangrijk deel de vrijheid van bewegen. Problemen met het bewegingsapparaat kunnen dit functioneren ernstig beperken.

De elasticiteit

De elasticiteit van het kraakbeen is van wezenlijk belang, want het beschermt de botten tegen de lichte schokjes die telkens door uw bewegingen worden veroorzaakt en het vergemakkelijkt de bewegingen van het ene bot(uiteinde) over het andere.

Kraakbeen is een uniek weefsel in het lichaam, doordat het geen bloedvaten en zenuwen bevat. Als gevolg daarvan is de toevoer van voedingsstoffen vaak onvoldoende.

Wanneer kraakbeen onder een microscoop wordt gelegd dan doet het denken aan een spons. Maar als het gewricht in rust is, is het kraakbeen gevuld met vloeistof. Op het moment dat het gewricht een schok te verwerken krijgt of door druk belast wordt, dan verdwijnt de vloeistof uit het kraakbeen, net alsof in een spons wordt geknepen die gevuld is met water.

Bij een gezond proces komt de vloeistof weer terug in het kraakbeen als de druk afneemt, echter bij een chronische overbelasting kan sprake zijn van een sterke productie van vrije radicalen. Deze vrije radicalen oxideren in de gewrichtsvloeistof de grote kraakbeenmoleculen waardoor het sponseffect afneemt; de vloeistof verdwijnt beetje bij beetje.

Het sponsachtige weefsel wordt droog en breekbaar en verliest zijn elasticiteit. De steeds terugkerende schokken en wrijvingen tasten het droge kraakbeen steeds meer aan en na verloop van tijd verdwijnt het. De botuiteinden worden dan niet langer beschermd en het bot zelf wordt aangetast en begint te vervormen.

Pijn

Het gevolg is pijn, die er de oorzaak van kan zijn dat er steeds minder lichamelijke activiteit wordt verricht en die lichamelijke activiteit is nu net noodzakelijk om de gewrichten soepel te houden.

Zo ontstaat een neerwaartse spiraal van degeneratie (veroudering en slijtage).

Er kunnen zich nog andere symptomen of verschijnselen voordoen zoals ontstekingen, vervormingen etc.

De gebruikelijke medische aanpak is dan het voorschrijven van allerlei pijnstillers en/of ontstekingsremmers en mede als gevolg van allerlei bijwerkingen van deze middelen ontstaat een soort “roller coaster” van medicijnen. Goed voor de farmacie, maar niet goed voor de mens en/of dier.

De gangbare medische opvatting is dat artrose onomkeerbaar (dus niet te genezen) is en dat alles wat men kan doen is het vertragen van de ontwikkeling ervan.

Dat artrose onomkeerbaar is, is een misvatting!

Het voornaamste bestanddeel van kraakbeen is water. De rest bestaat uit het
bindweefselvezel collageen (lijmstof) en glycoproteïnen (suikereiwitten) die
voornamelijk zijn samengesteld uit polysachariden (meervoudige suikers).

Het gaat hierbij om grote moleculen die zijn samengesteld uit suikers en eiwitten, die het weefsel vormen waarin de vloeistof circuleert.

Kraakbeen wordt gevormd door de chondrocyten (kraakbeencellen) die ervoor moeten zorgen dat er genoeg kraakbeen aanwezig is en die het kraakbeen moeten zuiveren van te oud geworden collageen en glycoproteïnen.

Het ontstaan van artrose

Het ontstaan van artrose kan worden toegeschreven aan veroudering, een telkens terugkerend letsel en voeding.

Om kraakbeen voortdurend te vernieuwen is één element van wezenlijk belang: silicium (kiezel).

Hoe ouder de mens en/of dier wordt, hoe moeilijker het wordt om silicium in het lichaam op te nemen en wat daar nog bijkomt, is dat in de moderne voeding weinig opneembaar silicium aanwezig is.

Dat komt, naarmate de mens en/of dier ouder wordt, er steeds minder van een bepaald zuur aangemaakt wordt, dat nodig is om silicium in het lichaam te kunnen opnemen. Daardoor ontstaat een tekort aan silicium.

Aanmaken van collageenvezels

Silicium is echter van wezenlijk belang voor het aanmaken van collageenvezels die mede het kraakbeen vormen. Een tekort aan silicium betekent dus ook een tekort aan collageen en dat is nu juist de lijmstof die de moleculen van ons kraakbeen bijeen moet houden.

Silicium stimuleert de aanmaak van nieuwe botcellen en vertraagt de bot-desintegratie. Bovendien geeft silicium een boost aan het calcium- en vitamine D metabolisme.

Dit heeft eveneens tot gevolg dat fracturen beter en sneller genezen.

De opbouw van meer bindweefsel (meer collageen) heeft ten gevolge dat banden, kapsels en pezen sterker worden, alsmede ook het bot sterker wordt (grotere botdichtheid). Bovendien is bindweefselproteïne essentieel voor de flexibiliteit van het bot.

Botontkalking

Osteoporose is een botaandoening. Bij osteoporose is de hoeveelheid botweefsel en meestal ook de samenhang daarvan verminderd. Zodanig dat al bij een geringe belasting skeletvervorming optreedt. Een belangrijke factor is de maximale botmassa. Die bepaalt of iemand op oudere leeftijd te maken zal krijgen met osteoporose fracturen. Deze botmassa wordt tussen het twintigste en dertigste jaar bereikt. Na het bereiken van de maximale botmassa blijft de botmassa gedurende enkele jaren stabiel, waarna een periode van botverlies aanbreekt. Het grootste gedeelte van de preventie van osteoporose dient dan ook plaats te vinden in de eerste dertig levensjaren (bij paarden de eerste 7 jaren).

Behalve door genetische (aangeboren) factoren wordt de botmassa bepaald door lichamelijke activiteit en voeding. Naast calcium spelen ook fosfor, magnesium, borium, mangaan, zink, koper en silicium een belangrijke rol. Voldoende calcium in de voeding is zeer belangrijk.

Voor de opname van calcium speelt silicium een grote rol. Silicium functioneert als het ware als een transportmedium in het lichaam, waardoor het calcium beter opgenomen wordt en overal in het lichaam doordringt. Een soortgelijk effect zien we bij het toedienen van een silicium houdende bladmeststof bij bijvoorbeeld de appelteelt. Het effect daarvan is dat er meer calcium in de appel terecht komt, met alle positieve gevolgen van dien.

De relatie tussen siliciumzuur en andere mineralen

Silicium heeft interacties met diverse andere mineralen, zoals calcium, magnesium, boor, fosfaat, zink en koper.  Bijna alle gegevens zijn van dierstudies afkomstig.

Emmerick et al. (1990) toonden aan dat de toediening van extra silicium leidde tot een toename van koper en de koper gerelateerde effecten.

Najda et al. (1992) zagen ten aanzien van koper soortgelijke resultaten. Ook zagen ze een hogere ijzerconcentratie door de toediening van extra silicium, terwijl het zinkgehalte daalde. Een jaar later vonden ze dat de toediening van extra meta-silicaat leidde tot een daling van het magnesiumgehalte en een stijging van de calciumspiegel in het serum.

In het een artikel van Calcomme et al. (1997) blijkt dat de toediening van biologisch opneembaar (gestabiliseerd) siliciumzuur leidt tot een matige verhoging van fosfor (P) en magnesium (Mg). Belangrijker is de calciumtoename: deze verliep evenredig met de toegenomen siliciumconcentratie in het serum.

Seaborn en Nielsen toonden bij ratten aan dat silicium deficiënte voeding leidde tot een daling van mineralen in botweefsel, zoals calcium, koper, zink, kalium en fosfor.

McCrady (2003) toonde bij ratten aan dat siliciumsuppletie de calcium-, fosfor- en magnesiumconcentraties in de wervels en de schedel verhoogt.

Silicium en Alzheimer

Een hoge siliciumsuppletie kan het risico op het krijgen van de ziekte Alzheimer reduceren (American Journal of Clinical Nutrition). Hoewel van silicium niet bekend is dat het een direct effect heeft op het functioneren van de hersenen, blijkt dat silicium aluminium bindt en er voor zorgt dat aluminium via de urine wordt afgevoerd. Aluminium is een zeer toxisch metaal dat een rol speelt bij de ontwikkeling van de ziekte van Alzheimer en andere vormen van dementie. Silicium gaat de accumulatie tegen van aluminium.

Interessant is de deelname van ruim 7500 Franse vrouwen van 75 jaar en ouder aan een studie. Bij deze studie was aan het begin een schatting gemaakt van de hoeveelheid geconsumeerde siliciumdioxide per dag. De hoeveelheid dus waaraan elke deelneemster aan de studie per dag via het drinkwater werd blootgesteld. Vrouwen die minder silicium houdend water innamen, bleken slechter te presteren. Dit in het kader van hun cognitieve functie. Dit alles in vergelijking tot vrouwen die een hogere dosis van het drinkwater innamen.

Een subgroep van de populatie werd gedurende een periode van 7 jaar gevolgd. Daarbij bleek de inname van de hoeveelheid silicium bepalend voor de mate van risico om de ziekte van Alzheimer te krijgen.

Veiligheidsaspecten

In jaren 2005 tot en met 2009 is door de European Food & Safety Authority (EFSA) gekeken naar de veiligheid, toxiciteit en toelaatbare hoeveelheden van silicium bij humane toepassingen. Uit deze studie werd duidelijk dat silicium in de vorm van silicaten en siliciumzuur volledig als veilig beoordeeld kan worden. Ook is gekeken of silicium voorkwam op enige dopinglijst. Dit bleek voor de mens niet het geval te zijn. Daarmee kan er van uit worden gegaan dat dit eveneens voor paarden geldt.

Silicium in de omgeving

Silicium is, zoals hierboven ook al gezegd is, na zuurstof het meest voorkomende element op aarde. Het is een belangrijke basisstof voor zand. Siliciumdioxide, aanwezig in de kwarts kristallen van zand kan niet worden geconsumeerd door paarden, het is niet bio-opneembaar, waardoor het als voedingsmiddel nutteloos is.

Planten

Planten gebruiken echter silicium om stevigheid te bewerkstelligen in hun celwanden. Via deze planten en via hun normale dieet krijgen paarden kleine hoeveelheden van dit noodzakelijke mineraal binnen, echter het lijkt zo te zijn dat in het voer dat via commerciële kanalen tot het paard komt, er steeds minder van dit bio-opneembare silicium beschikbaar is.

Ondanks de aanwezigheid in de natuur, is er verbazingwekkend weinig bekend van de voeding technische belangrijkheid van silicium in het dieet voor zoogdieren. Dat gezegd hebbende, heeft het Amerikaanse Instituut voor Voeding enige tijd geleden hun gepubliceerde formules voor het doen van experimenten met knaagdieren met zuivere diëten geherformuleerd door de beslissing te nemen silicium als noodzakelijk nutriënt toe te voegen.

Deze verandering was het gevolg van een onderzoek dat aantoonde dat silicium tot interactie leidde met andere nutriënten met alle positieve mogelijke gevolgen van dien.

Silicium in bot en bindweefsel

De meeste mensen denken dat een bot primair gevormd wordt door de mineralen kalk en fosfor. Natuurlijk zijn er veel meer componenten die onderdeel uitmaken van het bot dan alleen deze twee elementen. Om te beginnen is het bot constant in beweging in de zin dat oude of beschadigde delen vervangen worden door nieuwe gezonde delen.

Silicium speelt een rol in de vorming van nieuw bot en het proces tot kalkvorming. Interessant daarbij is dat in het vroege stadium van kalkvorming, de hoeveelheden silicium en kalk laag zijn, echter bij het voortschrijden van het mineralisatieproces nemen deze toe. Naarmate het bot echter ouder wordt en tot volledige volgroeiing is gekomen, neemt de concentratie aan silicium af, terwijl de hoeveelheid kalk hetzelfde blijft.

De exacte rol moet nog worden vastgesteld.

Echter, het lijkt erop dat silicium vooral van belang is bij het jonge nog in ontwikkeling zijnde paard en waarbij het skelet nog aan snelle verandering onderhevig is. Deze theorie waarbij silicium betrokken is in een vroeg stadium van botformatie wordt ondersteund door studies die zijn uitgevoerd op kippen. De kippen in die studies werden onderworpen aan een silicium arm dieet. Dit leidde tot een afwijkende botstructuur.

Terwijl de rol van silicium in het mineralisatieproces van botten benadrukt is, blijkt silicium ook een belangrijke rol te spelen in de vorming van de collageenmatrix van botten en bloedvaten. De vorming van deze matrix is noodzakelijk om te voorkomen dat het bindweefsel broos wordt en gevoelig is voor beschadiging.

Wanneer er een tekort is aan silicium in de voeding, blijkt de vorming van de matrix beperkt; de gevolgen hiervan zijn zelfs groter dan die het gevolg zijn van het ontbreken van silicium bij het mineralisatieproces. In de bindweefselstructuren van botten en bloedvaten, blijkt dat de vorming en groei van het bot die ondersteund wordt door silicium vooral een gevolg is van de toename van de concentratie aan collageen.

De vorming van glycosaminoglycanen, het voornaamste polymere molecuul van de botmatrix, vereist ook silicium. Alweer, indien kippen werden gevoerd met een silicium deficiënt dieet, bleek dat de hoeveelheid collageen in de botten was gereduceerd. Ook was de hoeveelheid kraakbeen in de gewrichten gereduceerd in vergelijking met de kippen die via het voer extra silicium hadden gekregen.

Op moleculair niveau, is gebleken dat silicium aanwezig is in de mucopolysacharide en daar medeverantwoordelijk is voor de vorming van kraakbeen in de gewrichten en bindweefsel.

Daarmee is het een integraal onderdeel van het mucopolysacharide eiwitcomplex en wordt de vorming van collageen en bindweefsel door silicium gestimuleerd wordt.

Botproblemen bij honden: silicium voor honden
Botproblemen bij honden: silicium

SilicaDogs is een aanvullend diervoeder met silicium. Het is goed voor soepele gewrichten en sterke botten. Het zorgt ook voor de algehele conditie van je hond.
Silicium zorgt dat de balans van je hond verbetert. Dit mineraal is van groot belang voor de gezondheid van je hond. Ook blijft je hond op natuurlijke wijze in een goede conditie.